Zengővárkony is een schilderachtig dorpje, gelegen aan de voet van de hoogste berg van de Mecsek; de Zengő. Het is een centrum van de dorpscultuur; rijk aan culturele gedenkplaatsen en natuurlijke schoonheid.

Één van de vele dingen dat Zengővárkony onderscheidt is het feit dat het dorpje, dat slechts ongeveer 450 inwoners telt, het ene record na het andere vestigt. Zo heeft het een van de grootste tamme kastanjebossen van Europa.

Het verhaal gaat dat de voorouders van deze kastanjebomen door de Romeinen zijn geplant voor de olie, maar er zijn ook onderzoekingen die uitwijzen dat de kastanje al veel eerder door de Kelten verspreid zijn. Later gingen de Romeinen de tamme kastanje steeds vaker verbouwen om hun legioenen van voedsel te voorzien en in middeleeuwse kloostertuinen werd hij doelgericht aangeplant.

Hoe dan ook, de kastanjebomen gedijden goed in deze gebieden. Tegenwoordig beslaan ze drie hectare en vormen ze een belangrijk onderdeel van de omgeving. In juni is het bloeiseizoen van de tamme kastanje, terwijl de vruchten in september/oktober geoogst worden. Een bezoek in de bloeitijd is meer dan de moeite waard!

Er is ook een volksgebruik verbonden met deze kastanjes; Het begrip van de 'vrijgezellen markt', dat oorspronkelijk samenviel met de tijd van de kastanje markten. Kastanjes gelden nog steeds als lekkernij in Hongarije, als toetje en/of als broodbeleg.

Zengővárkony was vanaf de 16e eeuw voornamelijk een protestant dorpje, maar in de omgeving omringd door andere etnische, culturele en religieuze disciplines. Daarom moesten de vrijgezelle meisjes van de Zengő regio hun geluk verderop beproeven, in andere protestante gemeenten. In de hoop een echtgeno(o)t(e) te vinden kwamen de huwbaren ieder jaar tijdens de kastanje bijeenkomsten naar het dorpje. Hoewel het kastanje evenement van grote betekenis was voor de lokale economie werd het evenement bekend als (populair gezegd) 'meiden markt'.

Op eigen verzoek is de filmer en bioloog Pál Rockenbauer (1933-1987) daar begrafen en ook zijn graf is een toeristische trekpleister. Pál Rockenbauer werkte voor de Hongaarse televisie en is in zijn geboorteland bekend om zijn natuurdokumenten en reisboeken en strijd tot behoud van de natuur. Door hem werd de blauwe (wandel)route ofwel kéktura bekend.

In Zengővárkony wonen ook enkele kunstenaars, waaronder pottenbakkers, die geregeld exposeren. Daarnaast huisvest het dorpje vele musea. Ze zouden zelfs een gooi kunnen doen naar de titel 'meeste musea per inwoner'.

• In het dorpsmuseum zijn onder meer een weefatelier te vinden.
• Het stadje huisvest het grootste eiermuseum van Europa.
• Het stromuseum bevat een internationale collectie van de culturele geschiedenis. 's Zomers wordern er demonstraties van strokunst in het museum gegeven.

Pécsvárad

Pécsvárad is nederzetting, gesticht door de heilige koning Stefan (st. István), de eerste koning van Hongarije. Bisschop Asztrik was de eerste abt van de duizend jaar geleden aldaar gestichte benedictijner abdij. Hij hielp koning Stefan om kerk en staat te stichten en híj was degene die de kroon van St. Istvan naar Hongarije bracht. In de elfde eeuw was hij de adviseur van de koning. Hij had tot taak de heidenen tot het katholieke geloof te bekeren.

Bovenop het klooster werd in de dertiende eeuw de burcht van Pécsvárad gebouwd, een van de belangrijkste middeleeuwse monumenten in Hongarije. De komst van de Turken zorgde er voor dat de monniken het klooster in de zomer van 1543 verlieten. Na de Turken was er slechts een ruïne over. Het meest gave deel van de oude toren is nu een hotel. Voorheen was dit de benedictijner abdijkerk van 15 meter hoog en het sanctuarium met de fresco's. Het burchtmuseum (Vár u. 45) en de tentoonstelling met de archeologische overblijfselen van de burcht en abdij zijn ondergebracht in het achttiende-eeuwse Burchtkasteel, waaraan de nederzetting zijn naam ontleent.

Tussen 1757 en 1767 is een indrukwekkende Barok kerk gebouwd ter ere van Onze Lieve Vrouwe, Maria. Deze kerk met zijn schitterende marmeren doopfond is vlak naast het kasteel gelegen. De prachtige schilderingen beelden naast de gewoonlijke religieuse items de doop uit van Vajk, later bekend als St. István, ofwel koning Stefanus. Het orgel is gebouwd in Pécs.

Pécsvárad ligt op een heuvel, eveneens aan de voet van de Zengő. Het stadje zelf heeft een klein, doch aantrekkelijk centrum. Net buiten Pécsvárad ligt het het Dombay Meer, waar men kan zwemmen, vissen en roeien.

Beide stadjes liggen in de nabijheid van Nagypall, met een door Nederlanders beheerde galerie (Nagypalli Pince Galéria), en de grotere steden Mohács en Pécs.